Gys Miedema
  • Home
    • Memoariam Gys Miedema (1951-2001)
  • Aforismen
    • Pas op de plaats (eerste helft 1999)
    • Verzamelplaats voor besef (tweede helft 1999)
    • Liever een strohalm (2000)
    • De rand van dit bestaan
    • Kreta (oktober 2000)
    • Gedachten
    • Zalig trappenhuis
  • Gedichten
    • Nederlands
    • Frysk
  • Liederen
    • Nederlands
    • Frysk
  • Haiku's
  • Uitgaven en Publicaties
    • Bundels: aforismen
  • Gastenboek
  • Contact

Bloem en blues 


Overdag een straf uitzitten
die ik niet verdiend heb:
geremd door de blues.
Ik duw mij naar de avonden toe.
Schrijf om mijn gemoed te verlichten
waar jij, dag, mij in gevangen houdt.


refrein
Dit dromen schenkt mij geen genot:
versterkt mijn werkelijkheid.
Ik schrijf mijn gemoed
een andere toekomst tegemoet.

Push mij door mijn armoede
naar resten moed toe.
Geremd door de blues:
de dag door beweeg ik mij traag.
Open de weg waar mijn voeten
weer doorgang mogen vinden.

Een doorgang, een bloem geopend:
ik wil graag ontluiken,
vreugde, ontrem mij!
’s Avonds leven door weer te plukken.
’k Weet, ’k ben weinig meer dan een blad
dat met twijfel naar de bloem wijst.


Manisch depressief


Ik wil mij lostrekken
van mijn achtergrond.
Een paradijs scheppen
waarvan ik de maker ben.
In een land opdoemen
waar niemand mij kent.

refrein
Depressiviteit, ik ben
je pressie zat.
Manie, jouw nabijheid
valt bijna niet te remmen.

Herkend blijven mag ook.
Los van mijn achtergrond,
dat is voor mij hemels.
Niet al die ervaringen
die mij zo lasteren:
’t neemt teveel van mij.

Mijn voorgrond, de toekomst
is deels achtergrond.
Zij zet voort wat mij stoort.
Ben ik er de maker van
of heeft de ander schuld?
Of een ziekte met gevecht.

Mijn MDS belemmert mij
op de voorgrond te staan.
Teveel hemel scheppen
is waken voor bewolking.
Soms moet je met veel leed
nieuwe tunnels door.


Dichter


Een bos wild grijs haar,
een slordig geschoren kin.
Een buik die de blouse beweegt.
Ogen met wallen van drie uur slaap,
meer kijkt u er op een nacht niet van af.
Een paar snelle benen, al naar gelang de stemming.

refrein
Een profiel van een dichter,
nooit aan gedacht. 
Zo had u zo iemand
toch niet voor u gezien.

Laat in de morgen
schrikt hij van het schrale licht.
Zijn ogen zien de hoge zon,
’t eerste uur is geheel niet zijn veld.
De ochtendstond heeft rot in de mond.
De paar snelle benen brengen hem naar zijn maaltijd.

Als de middag klaart,
is hij hersteld van de schrik,
maar blij met het licht is hij niet.
Tegen de avond daagt zijn plezier,
grijpt naar het papier als was het zijn lief.
Hij stemt niet af op slechts één woord, maar op allemaal.

Hij werkt tot twaalf uur,
weet wat de ochtend hem brengt:
de naweeën van die avond.
Hij weet dat het zijn hals is die hem
kan nekken als een vergelijking niet loopt.
Toch leest hij het al vers gretig aan bekenden voor.


Soldatenplicht


Even niet moeilijk,
het leven op de korrel nemen.
Genietend van het gebouw
dat langs mij paradeert.
Het is een kazerne
geweest.

refrein
Uitzicht op de binnenplaats
met een schrijvershart beleven.
Opschrijven wat te binnenschiet,
zo is mijn soldatenleven.

De taal verzoeken
van mijn beelden verslag te doen.
Met gedachtenrijk schieten
over de vijver heen
mijn medestrijders raken met
een beeld:

elke hemel heeft
zeker plaats voor eigen zielen,
maar staar u niet blind op waar
een ander zicht op heeft.
Mijn taal is mijn talent,
mijn taal is mijn verhaal.

brug-refrein
U krijgt inzicht
als u met mij soldaat wilt zijn.
Geniet recht op het doel af
waar het woord zijn recht eist.
Als mijn zinnen uw taal zijn,
volg mij.
Als mijn zinnen uw taal zijn,
volg mij.


Meid van twintig


Ik was uit het veld geslagen,
toen jij binnenkwam.
Jij hebt me opgevangen,
zoals ik van je gewend ben.
Jij maakt mij altijd groot
zonder dat jij dat weet.
Ik onthoud wie mij troost,
geef wie zich geeft.

refrein
Kind van twintig
door jouw liefde blijf ik jong.
Jij mag mij bespelen,
ik zie het spel erin.

Zoals een ander mijn naam kent,
ken jij mijn wensen.
Ik ben niet koud in jouw buurt:
een kind met uitstraling.
Geen bijbedoeling,
geen gunst teveel vraag je,
kent mijn zwakte.

Ik behandel je niet als kind,
hoewel je één bent,
kan ook jou opvangen
maar jij stelt mij niet die vraag.
’k Weet je bent volwassen,
wilt geen inmenging.
Ik laat je gaan snotneus,
ben zeker trots.

Met zo’n dochter is te verkeren,
mag ik mezelf zijn,
ook al reageer ik haaks.
Jij bent zozeer aan mij gewend.
Jij vindt mij geen vreemde,
vreemd vind jij geen woord:
ondanks dat ik MDS heb,
begrijp jij mij.


Kristal


Alle verdriet van jaren her
schrijf ik op dit papier.
Soms leefde ik maar half,
soms dubbel uitgelaten.
Maar het wonder is geschied
dat U mij nooit verlaten hebt.

refrein
Heer, U hebt in mijn dromen gewerkt
als uw beminden.
Anders was nooit alles
op zijn plek gevallen.

Ik wist wel waar mijn heil lag,
uw oog lag altijd op mij.
Ik voelde soms die draad,
die ons met elkaar verbond.
uw handen hielden mij licht,
zodat ik U nooit te zwaar werd.

’k Leerde danken voor weinig,
wat was het eigenlijk veel
dat U mij nooit verliet.
U moet hart voor mij hebben,
anders is ’t geen rekenen:
zoveel genade heeft U voor mij.

Hier zit niet een netjes mens,
soms een radeloos mens.
’k Heb U vaak verlaten,
U bent mijn verdediging
omdat ik U rots noemde.
’k Mag van levend water proeven.

© copyright: Erven Gys Miedema 

Powered by Create your own unique website with customizable templates.