Bloem en blues
Overdag een straf uitzitten die ik niet verdiend heb: geremd door de blues. Ik duw mij naar de avonden toe. Schrijf om mijn gemoed te verlichten waar jij, dag, mij in gevangen houdt. refrein Dit dromen schenkt mij geen genot: versterkt mijn werkelijkheid. Ik schrijf mijn gemoed een andere toekomst tegemoet. Push mij door mijn armoede naar resten moed toe. Geremd door de blues: de dag door beweeg ik mij traag. Open de weg waar mijn voeten weer doorgang mogen vinden. Een doorgang, een bloem geopend: ik wil graag ontluiken, vreugde, ontrem mij! ’s Avonds leven door weer te plukken. ’k Weet, ’k ben weinig meer dan een blad dat met twijfel naar de bloem wijst. Manisch depressief
Ik wil mij lostrekken van mijn achtergrond. Een paradijs scheppen waarvan ik de maker ben. In een land opdoemen waar niemand mij kent. refrein Depressiviteit, ik ben je pressie zat. Manie, jouw nabijheid valt bijna niet te remmen. Herkend blijven mag ook. Los van mijn achtergrond, dat is voor mij hemels. Niet al die ervaringen die mij zo lasteren: ’t neemt teveel van mij. Mijn voorgrond, de toekomst is deels achtergrond. Zij zet voort wat mij stoort. Ben ik er de maker van of heeft de ander schuld? Of een ziekte met gevecht. Mijn MDS belemmert mij op de voorgrond te staan. Teveel hemel scheppen is waken voor bewolking. Soms moet je met veel leed nieuwe tunnels door. Dichter
Een bos wild grijs haar, een slordig geschoren kin. Een buik die de blouse beweegt. Ogen met wallen van drie uur slaap, meer kijkt u er op een nacht niet van af. Een paar snelle benen, al naar gelang de stemming. refrein Een profiel van een dichter, nooit aan gedacht. Zo had u zo iemand toch niet voor u gezien. Laat in de morgen schrikt hij van het schrale licht. Zijn ogen zien de hoge zon, ’t eerste uur is geheel niet zijn veld. De ochtendstond heeft rot in de mond. De paar snelle benen brengen hem naar zijn maaltijd. Als de middag klaart, is hij hersteld van de schrik, maar blij met het licht is hij niet. Tegen de avond daagt zijn plezier, grijpt naar het papier als was het zijn lief. Hij stemt niet af op slechts één woord, maar op allemaal. Hij werkt tot twaalf uur, weet wat de ochtend hem brengt: de naweeën van die avond. Hij weet dat het zijn hals is die hem kan nekken als een vergelijking niet loopt. Toch leest hij het al vers gretig aan bekenden voor. Soldatenplicht
Even niet moeilijk, het leven op de korrel nemen. Genietend van het gebouw dat langs mij paradeert. Het is een kazerne geweest. refrein Uitzicht op de binnenplaats met een schrijvershart beleven. Opschrijven wat te binnenschiet, zo is mijn soldatenleven. De taal verzoeken van mijn beelden verslag te doen. Met gedachtenrijk schieten over de vijver heen mijn medestrijders raken met een beeld: elke hemel heeft zeker plaats voor eigen zielen, maar staar u niet blind op waar een ander zicht op heeft. Mijn taal is mijn talent, mijn taal is mijn verhaal. brug-refrein U krijgt inzicht als u met mij soldaat wilt zijn. Geniet recht op het doel af waar het woord zijn recht eist. Als mijn zinnen uw taal zijn, volg mij. Als mijn zinnen uw taal zijn, volg mij. Meid van twintig
Ik was uit het veld geslagen, toen jij binnenkwam. Jij hebt me opgevangen, zoals ik van je gewend ben. Jij maakt mij altijd groot zonder dat jij dat weet. Ik onthoud wie mij troost, geef wie zich geeft. refrein Kind van twintig door jouw liefde blijf ik jong. Jij mag mij bespelen, ik zie het spel erin. Zoals een ander mijn naam kent, ken jij mijn wensen. Ik ben niet koud in jouw buurt: een kind met uitstraling. Geen bijbedoeling, geen gunst teveel vraag je, kent mijn zwakte. Ik behandel je niet als kind, hoewel je één bent, kan ook jou opvangen maar jij stelt mij niet die vraag. ’k Weet je bent volwassen, wilt geen inmenging. Ik laat je gaan snotneus, ben zeker trots. Met zo’n dochter is te verkeren, mag ik mezelf zijn, ook al reageer ik haaks. Jij bent zozeer aan mij gewend. Jij vindt mij geen vreemde, vreemd vind jij geen woord: ondanks dat ik MDS heb, begrijp jij mij. Kristal
Alle verdriet van jaren her schrijf ik op dit papier. Soms leefde ik maar half, soms dubbel uitgelaten. Maar het wonder is geschied dat U mij nooit verlaten hebt. refrein Heer, U hebt in mijn dromen gewerkt als uw beminden. Anders was nooit alles op zijn plek gevallen. Ik wist wel waar mijn heil lag, uw oog lag altijd op mij. Ik voelde soms die draad, die ons met elkaar verbond. uw handen hielden mij licht, zodat ik U nooit te zwaar werd. ’k Leerde danken voor weinig, wat was het eigenlijk veel dat U mij nooit verliet. U moet hart voor mij hebben, anders is ’t geen rekenen: zoveel genade heeft U voor mij. Hier zit niet een netjes mens, soms een radeloos mens. ’k Heb U vaak verlaten, U bent mijn verdediging omdat ik U rots noemde. ’k Mag van levend water proeven. |